Identificatietitel(s): twee boeren in gesprek: ieder moet zijn eigen tuintje wieden. Objecttype: prent objectnummer: rp-p-1905-6539. Catalogusreferentie: new hollstein dutch 335-1(2). Opschriften / merken: onderschrift, midden onder in de marge, gegraveerd: ‘arua male quicquam me ne sementis haberent. . Ut lappas carpat tunc licet ille meas. ’onderschrift, midden onder, boekdruk: ‘mijn eyghen hof. . Te wieden ben ick ghesint. . De straffende selfs, moet onstrafflijck wesen’verzamelaarsmerk, verso, gestempeld: lugt 2228. Omschrijving: twee boeren tegenover elkaar in een tuin. De man rechts staat geleund op een spade (schop) en maakt een spreekgebaar naar de tweede man die tegenover hem, op zijn knieën, onkruid zit te wieden met zijn handen. Illustratie van het spreekwoord: ieder moet zijn eigen tuintje wieden (ieder moet zich met zijn eigen zaken bemoeien). Onder de voorstelling een achtregelig vers in boekdruk in het nederlands. Vervaardiging. Vervaardiger: prentmaker: jacob matham (toegeschreven aan), naar ontwerp van: hendrick goltzius, schrijver: franco estius (vermeld op object), uitgever: hendrick goltzius (vermeld op object). Plaats vervaardiging: haarlem. Datering: 1588 - 1592. Fysieke kenmerken: gravure en boekdruk. Materiaal: papier techniek: graveren (drukprocedé). Afmetingen: plaatrand: h 259 mm × b 200 mm. Onderwerp: wat: farmersspreekwoorden, gezegden etc. Weedingagricultural implements: spade. Verwerving: aankoop 1905. Date: between 1588 and 1592.
Loading...